Marathon op klompvoeten

marathonIk heb vandaag de éénmansmarathon van Utrecht en omstreken gewonnen. Omdat er geen medailles werden uitgedeeld, schrijf ik voor mezelf een literaire medaille. Misschien leuk voor later, of voor op de schoorsteenmantel.

Kick jij nou ook zo enorm op dat soort verhalen? Lekker verder lezen.

Gisteravond wees eigenlijk niets er op dat ik de volgende dag een marathon zou gaan rennen. Bier en wijn vloeiden rijkelijk tot een uurtje of twaalf, terwijl ik twee oud-huisgenoten vernederde tijdens zowel Kolonisten van Catan als de Grote Dalmuti. Misschien bracht dat een soort winnende flow met zich mee, alhoewel de verkoudsheidssappen in een goor tempo door mijn neus raasden en zo ook weer voor een zekere tegenflow zorgden. Enfin.

Ik ren eigenlijk elke zaterdag wel een stukje. Soms tien, soms vijftien kilometer, en in een hele malle bui twintig. Daarom leek ontbijten me ook schromelijk overdreven, en stuurde ik mezelf met een kop koffie en zes a zeven druiven achter de kiezen op pad.
Nu is het zo dat ik wel al wat langer speel met het idee om een marathon te lopen. In augustus liep ik eens dertig kilometers, en hoe slopend dat ook was; je denkt toch onwillekeurig: ‘Ik had er eigenlijk maar twaalf bij hoeven lopen, en dan had ik de rest van de maand er als een pauw bij kunnen lopen.’ Daadwerkelijk aan de ruim 42 kilometer lange loop beginnen zat er echter niet echt in, gewoon, daar moet je ook maar net zin in hebben natuurlijk.

De aftrap
Na een kilometer of twee rennen kwam die zin dan toch vrij spontaan op. ‘Nog veertig en ik ben er’, dacht ik. Een beetje een ridicule gedachte natuurlijk, maar naarmate je langer doorloopt ga je toch denken ‘Ik heb nu zeven kilometer gehad; nog vijf keer deze afstand en het is klaar. Dat moet wel lukken’. Dus spoedde ik me naar het centrum van Maarssen en terug naar Utrecht; een mooie manier om alvast 21 kilometer op de teller te krijgen. En dan ben je al op de helft, en dan hoef je het alleen maar nóg een keer te doen. Het leven is soms zo simpel.
Die 21 eerste kilometers kunnen overigens schriftelijk worden afgedaan, dus bij deze. Als je die afstand al eerder een paar keer hebt gelopen, dan wordt het een soort routine. Dat heeft verder niets met pochen te maken, maar je weet een beetje wat je te wachten staat, hoe lang het is, en hoe je je krachten moet verdelen. Dus kon ik het me prima permitteren om eens lekker om me heen te kijken, een stukje door een park met dieren te lopen (close-encounter met een pauw gehad; pauwen zijn een van mijn favoriete dieren, want ze schreeuwen keihard en er komt een verentooi uit hun reet, of ja, in ieder geval vlak ergens onderaan hun rug dan, daar wil ik vanaf wezen). En ik liep ook nog langs m’n oude studentenhuisje waar ik ongegeneerd naar binnen kon loeren en een of andere studente die ik niet ken ongeïnspireerd achter d’r laptop zat, maar m’n oude gordijntjes hingen er nog dus nostalgie en happy thoughts gegarandeerd.

De tweede helft
Ik had voor mezelf een tochtje langs de Maarsseveense plassen uitgedacht. Twee rondjes van vijf, want anders zou ik de 42 niet halen. De eerste keer was nog best leuk. Ik liep langs de plek waar ik een van mijn eerste dates met Marianne had, ik liep even een keer van het pad om me te laven aan het water in de plas (niet om het te drinken natuurlijk, gadverdamme, maar gewoon even die polsjes erin en die wangetjes natmaken). Maar als je dan zo’n tweede keer hetzelfde rondje a vijf kilometer rent, dan wordt zo’n plas na verloop van tijd een enorm monster. ‘Flikker op met je water’, denk je dan, ook al omdat de eerste fysieke ongemakken op komen. De schoenen zitten opeens toch niet meer zo lekker om je voeten, je benen worden zwaar, en er komt vooral dorst, véél dorst, met bakken tegelijk. In combinatie met een verkouden raspkeel geen pretje. En ja, dat er dan honderd triljoen kubieke meter ondrinkbaar water naast je ligt te dobberen helpt dan ook niet. Maar immer gaan wij voort. Is dat geen leuke zin? Nee.
Ondertussen liepen er een aantal meisjes op een aantal paarden in tegengestelde richting – harder dan ik, dus ik kwam ze vijf keer tegen – en alle keren keken ze super minzaam naar me en giechelden er wat bij, want ja, ik zag er uit als een halfgare debiel, en zij zaten superieur op hun gigantische IKEA-gehaktbal. Dus keek ik vijf keer terug met een blik van ‘Wat moet je, met je stomme paard?’ en dat kost energie. En er was nog een hardloper die ook tegengesteld liep en mij vier keer kruiste en dan telkens superblij groette, maar ik kende hem niet, verstond hem niet, en kwam dan ook vier keer niet verder dan ‘owhlooobleuh’, wat voor hem blijkbaar de pret niet mocht drukken. Dus ik was constant bezig met blikken uitwisselen naar mijn omgeving, en dat deed mij maar weinig plezier.
Toen ik eindelijk van die Maarsseveense plas af was (IK HAAT JE, MAARSSEVEENSE PLAS, IK WIL JE NOOIT MEER ZIEN), zat ik op kilometer 33 of iets dergelijks, en dan weet je: er komt een man met aan hamer.

Die kwam nog niet; wel een man met een auto. Hij hield me staande. Waarom ik dat ook opvolgde was me een raadsel, maar ik zit nu eenmaal vrij gedwee in elkaar. Al keek ik er vrij geïrriteerd bij, want beste mensen: NOOIT maar dan ook NOOIT een hardloper staande houden! Die zit in een flow! Haal hem daar niet uit! Nu kon die man ook niet weten dat ik aan een soort persoonlijke triomftocht bezig was, maar dan nog, val gewoon iemand anders lastig.’

De ramp
Raampje ging omlaag. Zware roker achter het stuur. ‘Ja uh..’ *Bweuche uche uche* ‘Waar is hier de Barentszstraat?’
‘Meneer, ik heb werkelijk geen idee’. Ik keek er heel boos bij, want ja, ik was ook heel boos vanwege die gestagneerde flow.
‘O’. Verder ook geen bedankje of zo, al is dat ook wel logisch want ik had hem niet geholpen. Maar was wel voor hem gestopt! Hij scheurde weg. Op zo’n moment sleur je iemand het liefst uit een auto en rijd je een aantal keer over hem heen, maar ik had geen rijbewijs bij me.

Ik wilde weer verder rennen. Maar het ging niet. De zwaartekracht ging opeens lullig doen en echt zo superhard lopen trekken aan m’n poten, dus ik kwam niet meer vooruit. Ik kon wel janken. En dan krijg je een interessant proces. Normaal praat ik nooit tegen mezelf, want dat vind ik obsceen. Als ik in m’n eentje ben en zeg ‘Godver’ (na een vast goede aanleiding daarvoor), kijk ik beschaamd om me heen of iemand dat heeft gezien, en dat heeft niks te maken met schaamte voor vloeken; ik vind het ook obsceen om in m’n eentje te fluiten of te zingen. Maar ik begon op dat moment hele gesprekken met mezelf, ongeveer zo:
‘Niet opgeven! Nog maar negen kilometer, kom op!’
‘Ja maar ik kán niet meer, echt niet! Ik heb zo’n dorrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrst!’
‘Verdomme, doorrennen stomme klootzak!’
Terwijl mijn ‘me, myself and I’ aan het bekvechten sloegen, sloeg mijn categorische imperatief, die was er ook nog ergens, aan het rekenen. ‘Als je gewoon vanaf hier naar huis strompelt, haal je die 42 kilometer ook heus wel. Maar dan blijft er toch altijd aan kleven dat je daarvan slechts 33 kilometer daadwerkelijk hebt gerend, en de rest op rollatortempo had afgelegd.’ Het huilen stond mij nader dan het lachen, maar ik deed geen van twee en keek vrij neutraal de denkbeeldige camera in en sjokte voort, gekweld door innerlijke discussies en pijnen. Het grootste probleem op dat moment was de dorst, al waren er waarschijnlijk in Afrika ergere problemen met dorst op dat moment. Maar ik zag me genoodzaakt een hulplijn in te schakelen.

Verlossing, kramp en verlossing
Janne, weer een andere oud-huisgenote, die twee kilometer verderop resideert, fungeerde als hulplijn. Smekend vroeg ik om water. Dat zat er in. Dus ik had iets om naar uit te kijken. Niet dat me dat ook maar enigszins hielp, want ik kwam – zoals gezegd – niet echt succesvol vooruit.
Smachtend belde ik aan bij Janne en Erwin, voor bemoedigende woorden en proviand. Die kwamen. Geloof me: nooit smaakte water zo goed. Cola is op geen enkel moment in de mensheid zó’n lekker drankje gebleken. Zelden is een appel sneller opgegeten dan toen ik weer van hen wegrende.

Nog vijf kilometer. Met een minder droge bek zag ik dat opeens zonnig in. Helaas besloot mijn been twee kilometer verderop een flinke krampaanval te krijgen. Kramp is wel echt enorm pijnlijk, ik ben er geen fan van, sterker, ik zit in het anti-krampkamp. Voor de derde keer in een kort tijdsbestek kon ik wel janken. (De tweede keer was tijdens het glas cola van Janne en Erwin.)
Ik weet ook nooit zo goed wat je nou moet doen als je kramp hebt, behalve met een van pijn vertrokken gezicht om je heen kijken. Dus ik sloeg zo wat op die dijspier, schudde het een beetje uit (averechts werkt dat, niet doen dus), en ging maar weer sjokken. Kilometertje of anderhalf gedaan, en toen leek het wel weer te gaan. Kilometer nummer veertig wilde ik per se rennend beginnen, dus sloeg ik maar weer een beetje aan het slakkengangrennen, en dat ging wonderwel goed op dat moment, en zelfs ook de momenten die volgden tot aan de 42,195 kilometer. Daar nam ik met mijn telefoon nog even een selfie van jewelste, wat niet heel slim was want toen waren de batterijen van m’n telefoon op, maar het paste allemaal nog net, en ik heb de activiteit op Runkeeper nog net op weten te slaan, én de selfie, en dus de marathon voltooid, kortom, pakjesavond voor mezelf.

Epiloog
Thuis aangekomen kraaide ik een aantal keer blijmoedig/obsceen, ben ik onder een douche van een uur gesprongen, en nam ik de schade op. Die tepels zijn kapot, daar kan je niks mee. Die voelden alsof ze voor een complete kindercrèche hadden zitten kolven. Trap oplopen ging nog net, maar de trap af… oei! Ik denk dat ik maar een maandje boven blijf.

Maar dat is natuurlijk allemaal kinderspel vergeleken met de trots en de endorfine die door je lijf gieren en zo voor een dubbele runners-high zorgen.

Achteraf kan ik het helemaal niemand aanraden, want het is een vrij vervelende happening en misschien wel het zwaarste wat ik ooit heb gedaan. Aan de andere kant had ik mezelf geen mooier cadeau kunnen geven dan een marathon volbrengen, want dat wou ik nu eenmaal gewoon heel graag, en dat is een obsessie die nu van het lijstje af mag.

Ik vond het een mooi avontuur, ik hoop jullie ook, en ik ga lekker ontbijten.

Your email address will not be published. Required fields are marked *