De witte kerstdiscussie – nuance, duiding en troost

200px-Snow.svgAls kind keek ik altijd enorm uit naar een witte kerst. Met mijn sleetje door de sneeuw, vlokken opvangen met je tong, en daarna voor het slapen gaan een kop warme chocola met slagroom er op. Voor mij is dat iets volkomen onschuldigs en absoluut niet racistisch. Daarom zie ik met lede ogen aan hoe de witte kerstdiscussie de afgelopen week in rap tempo is ontspoord.

Sinds het KNMI dit weekend een langetermijnsverwachting heeft uitgesproken met daarin 30% kans op sneeuw tijdens de kerstdagen, rollen voor- en tegenstanders van een witte kerst in de media over elkaar heen. De ‘pro’s’ noemen witte kerst een ‘traditie waar niet aan getornd mag worden’ terwijl anti’s de ‘blanke hegemonie’ hekelen die uitgaat van een dik pak sneeuw.

De argumenten zijn op zichzelf begrijpelijk, maar doordrenkt van onderbuikgevoelens die verhullen waar het werkelijk om gaat. De mensen die zich gekwetst voelen door het afbeelden van kerst als zijnde ‘wit’ zijn precies die mensen die over het algemeen nooit eerder sneeuw hebben gezien, omdat ze uit Afrika komen. Dus zou het hen sieren om eerst eens te kijken of ze het überhaupt leuk vinden om op een slee te zitten, in plaats van moord en brand te schreeuwen en zo een heleboel goedwillende mensen een collectief schuldgevoel aan te praten tijdens een feest dat nota bene in het teken zou moeten staan van verbroedering.

Echter, de mensen die om het hardst roepen dat de kerstdagen absoluut wit moeten blijven – ‘of anders’ – maken net zo goed deel uit van het probleem. Dit zijn mensen die PVV stemmen, geen baklava lusten en oerwoudgeluiden maken bij voetbalwedstrijden. Zij zien witte kerst als laatste baken van het Nederland zoals zij dat kennen van de jaren ’50, weigeren consequent te onderkennen dat een maatschappij nou eenmaal aan verandering onderhevig is en maken van de kleur van hun kerst halsstarrig een symbolische hoofdzaak  waardoor ze steeds racistischer lijken te worden hoe harder ze roepen dat ze ‘absoluut niet racistisch zijn’.  Terwijl ze op 27 december waarschijnlijk weer vrolijk verder gaan op de orde van de dag, en sneeuw in januari waarschijnlijk zelfs schaamteloos ‘reuze irritant’ noemen als het iets te lang blijft liggen.

Toegegeven; in het verre verleden heeft sneeuw voor de nodige slachtoffers gezorgd, zoals de tenen van Chris Zegers in 1963, en zo kent ons land helaas nog wel meer spierwitte bladzijden in haar geschiedenis. Opdat wij niet vergeten. Maar aan wiens zijde je ook staat; deze zaak kent alleen maar verliezers.

Het meest trieste, exemplarische  geval zag ik vanochtend op het journaal. Iemand met een capuchon angstvallig over zijn hoofd getrokken (zijn kleur doet er niet toe, oké vooruit, de capuchon was blauw) trok fel van leer tegen het fenomeen ‘witte kerst’ en dreigde de intocht van sneeuw tijdens de kerstdagen hoogstpersoonlijk te verhinderen met straalkachels, shovels en een grote föhn met veel vermogen.

Terwijl de discussie verder aandikt, ruziën we door dit soort figuren in een grimmige sfeer verder richting de kerstdagen en lijken beide partijen elkaar het licht in de ogen niet meer te gunnen. Zelfs het ontroerende initiatief van de kleine Joanna (5) uit Maarssen, die voorstelde om eens een regenachtige kerst te vieren zodat iedereen tevreden kan zijn,  stuit op het nodige onbegrip. Deze compromis werd in de media neergezet als naïeve kleuterpraat, zoals gisteravond bij Pauw en Witteman waar het kind voortdurend in de rede werd gevallen door een zeer onbeschofte Witteman die schijnbaar een soort waas voor zijn ogen krijgt als de kleur wit in het geding is.

Ik wil weer trots zijn op Nederland. Ik wil dat de focus tijdens de kerstdagen weer teruggaat naar waar het feest écht om gaat: smerig veel eten naar binnen werken, en de volgende dagen vol schaamte je broekriem een standje wijder zetten.

Your email address will not be published. Required fields are marked *